We zullen dit jaar niet om Martin Luther heen kunnen: 2017 is uitgeroepen tot Lutherjaar. De toeristische dienst van Duitsland in het algemeen en van Sachsen-Anhalt draait al enige tijd overuren en REFO500 zit ook niet stil. Het ene na het andere Lutherboek rolt van de pers. Er is zelfs al een Playmobil Luther met ganzeveer en Duitse Bijbel (meer dan 500.000 verkocht, plus een rel maar dit terzijde)
En dat allemaal om een gebeurtenis te herdenken die er hoogstwaarschijnlijk geen was: de Thesenanschlag van 31 oktober 1517.
kort: Luther zelf heeft nooit naar zo’n actie verwezen hoewel hij bepaald niet verlegen zat om een sterk verhaal om zijn vrienden, studenten, of collega’s mee te vermaken tijdens de maaltijd. Zeker als het over de mythische tijd van de grote ontdekkingen ging, wijdde hij graag uit. Sterker nog: als Luther de 95 stellingen over de aflaat al eens noemt, dan doet hij dat met een zekere gêne. Aan zijn collega professor en vriend, Christopher Scheurl, schrijft hij bijvoorbeeld in maart 1518 dat hij – als hij geweten had hoeveel effect ze zouden hebben gehad – ze wel zorgvuldiger zou hebben geformuleerd. Niet erg logisch dus dat hij die met veel bombarie aan de poorten van de kerken van de stad zou hebben genageld. In diezelfde brief vertelt hij trouwens wat hij wel beoogd heeft met die stellingen: een academisch debat in beperkte kring. De stellingen zullen dus wel rond diezelfde tijd opgehangen zijn aan de deuren van de slotkerk, dat was immers het mededelingenbord van de Wittenbergse universiteit: ‘Ad valvas’. Maar of dat op 31 oktober is gebeurd en door Luther zelf, is hoogst twijfelachtig. En zo ja, dan in elk geval niet als publieke protestactie. Nog belangrijker, hij voegde die stellingen wel als bijlage bij de brief aan de aartsbisschop van Mainz, waarin hij de aflaatkramerij aanklaagt. Die brief is gedateerd: 31 oktober 1517. De stellingen zijn pas een hot item geworden toen enkele van Luthers vrienden hun exemplaar doorgaven aan drukkers buiten Wittenberg, die ze in een beperkte oplage begonnen te drukken en vervolgens moesten vaststellen dat ze verrassend snel door hun voorraad heen waren. Via de drukkerij van Froben in Bazel kwam er in maart 1518 ook een exemplaar bij Erasmus terecht, die toen in Leuven verbleef. Hij stuurde die door naar zijn goede vriend in Engeland, Thomas More, zonder commentaar.
Uitgebreider op www.luther.wursten.be
Retrospectief zijn ze belangrijk en ook inhoudelijk interessant. De aartsbisschop van Mainz stuurde ze – na advies te hebben ingewonnen van de theologen van de universiteit van Mainz – door, in dit geval naar Rome ter screening op hun orthodoxie, één van de gevolgenrijkste ‘forwards’ uit de geschiedenis. Op dat moment werd de ‘causa Lutheri’ ingeleid, de ‘zaak Luther’, en was een regionale kwestie een internationale princiepszaak geworden. In de stellingen wordt namelijk ook het gezag van de paus – vragenderwijs, maar de ondertoon is fel – geproblematiseerd.